Geplaatst op 15/07/12 10:08
Positieve berichten zijn altijd fijn. Zo verscheen in Harvard Business Review een optimistisch artikel van Yvon Chouinard, de oprichter van het kledingmerk Patagonia, met een ogenschijnlijk eenvoudige roadmap hoe in een klein aantal stappen de keten, waarin hij actief is, volledig verduurzaamd wordt. Hij slaagt er onder andere in om de onzichtbare kosten voor grondstof in kaart te brengen en daarmee meer duurzame keuzes in de keten af te dwingen.
Het artikel geeft een brede context. Het schetst onder andere hoe het denken over duurzaamheid aan het veranderen is. In een lang stuk verbreedt het hoe de methode ook de allocatie van kapitaal door vc’s en banken zou kunnen verbeteren. Daardoor is het op sommige vlakken ook behoorlijk theoretisch. Dit is allemaal het volledige artikel en de hoofdlijnen bij HBR beschikbaar. De kracht is vooral dat wordt aangegeven hoe Patagonia er in geslaagd is om een methode op te stellen en succesvol in haar eigen industrie toe te passen. Op deze praktische toepassing wordt in deze blog op ingezoomd.
Opvallend startpunt is dat Chouinard stelt dat gezonde ecosystemen en stabiele maatschappijen essentieel zijn voor het voortbestaan en de winstgevendheid van alle bedrijven. Of je je nu betrokken voelt bij de planeet of niet. Verduurzaming wordt hiermee een essentieel bedrijfseconomisch thema.
Uitgangspunt is dat duurzaamheid vanzelf tot stand komt als het meest duurzame product ook het goedkoopste product is. Consumenten zullen in dat geval automatisch dit duurzaamste product kopen. Nu is het minder duurzame product meestal goedkoper omdat veel externe kosten van gebruik van grondstoffen en onverantwoord gebruik van arbeid niet in de productprijs zijn verdisconteerd. Het idee om een prijs toe te kennen aan de kosten van de planeet is echter al heel oud. Nieuw is dat Chouinard er in zijn eigen keten mee begonnen is en er gezamenlijk met ketenpartners in is geslaagd de negatieve milieu en sociale aspecten in beeld te brengen en te vertalen naar externe kosten.
De Patagonia methode
De basis hiervoor zijn Value Chain Indexen (VCI). Een VCI geeft aan de hand van objectieve data inzicht in het gebruik van en impact van het gebruik van categorieën als grond, water, energie, CO2, giftige stoffen en sociale omstandigheden in de volledige life-cycle van een product. De VCI’s worden gezamenlijk door een breed aantal spelers uit de industrie ontwikkeld. Aan de hand van deze data kunnen de werkelijke kosten van een product worden vastgesteld. Dit klinkt theoretisch interessant, maar hoe krijg je dit met een brede coalitie in een industrie tot stand?
Patagonia is hiermee begonnen in de “Sustainable Apparel Coalition” door de volgende stappen te doorlopen;
- eerst heeft het contact gezocht met Walmart. Een dominante retailspeler die niet bekend staat om zijn duurzaamheid. Desondanks zijn ze onder de code naam David en Goliath een project begonnen;
- daarna nodigde ze gezamenlijk 12 belangrijke spelers, met een duurzaam track record, uit de hele industrie uit om deel te nemen aan de coalitie. De meeste spelers waren zo verbaasd over de combinatie Walmart – Patagonia dat ze er meer van wilde weten;
- toen de coalitie gevormd was, werden snel het eerste framework en de scope voor de VCI gedefinieerd onder het motto: “Prototype quickly; then refine.” Een 1.0 versie gebaseerd op een aantal instrumenten dat al beschikbaar was en waar iedereen mee uit de voeten kom;
- vervolgens werd een externe partij aangesteld om het project te begeleiden en aan te jagen;
- de volgende stap was om in beeld te brengen en te bedenken waar de verschillende partijen de index voor willen gebruiken. Retailers gebruiken de index om verschillende merken op hun duurzaamheid te vergelijken; producenten om hun inkoop te wegen en; ontwerpers om met de minst schadelijk stoffen te werken;
- de meest lastige stap is om de indexen voor de uiteenlopende milieu en maatschappelijke impacts vast te stellen. Hiervoor moet een uniforme methode van data collectie beschikbaar zijn en er moet een weging van de verschillende factoren worden gemaakt;
- de laatste stap is om de metingen zo nauwkeurig mogelijk te maken. In de vorige stap waren de factoren in beeld gebracht. In het begin werd geaccepteerd dat voor sommige factoren slechts kwalitatieve inschattingen haalbaar waren, maar deze werden in de loop der tijd gedetailleerder en preciezer uitgewerkt.
Toepassen van de methode
Het is nogal een klus om dit inzicht voor een hele industrie te verkrijgen en daar ook nog consensus over te bereiken. Volgens Chouinard is het een ideaal instrument om op objectieve wijze te werken aan duurzaamheid op het niveau van merk; producent en individueel product. Daarnaast geeft het duidelijk informatie aan consumenten ter vervanging van de vele onduidelijke duurzaamheids labels die er nu zijn.
Hoe werkt het. Een grote retailer wil een hoge VCI-score van een bepaalde producent. De producten moet zijn VCI rating verbeteren om de retailer terug te winnen. In design kan aan de hand van de VCI met meer duurzaam materiaal gewerkt worden. Bij de keuze van de leverancier kan objectief vergeleken worden welke de minste milieu-impact heeft en kunnen concrete verbeterpunten worden geadviseerd. Als VCI in de hele keten bekend is, kan precies worden bepaald welke investering de grootste duurzaamheidswinst oplevert.
Als je het zo leest, lijkt het allemaal niet zo heel ingewikkeld en kan een keten op korte termijn verduurzamen. Belangrijk punt is het initiatief dat Patagonia heeft genomen op basis van de overtuiging van het bedrijf en de founder. Daarna zal de deelname van Wallmart voor veel partijen in de keten een belangrijke stimulans geweest zijn. De vraag is of zo’n setting in iedere industrie tot stand kan komen. Positieve is wel dat het in ieder geval in dat geval lijkt te zijn gelukt en een grote stap voorwaarts is.
Geplaatst op 12/06/12 19:57
Op de voorpagina van de NRC: “De B.V. China koopt wereldwijd alle grondstoffen op terwijl het Westen verlamd toekijkt.” Ok, op de voorpagina van de boekenbijlage dus dat maakt het net iets minder belangrijk en de recensie in niet alleen maar positief, dus er zijn kanttekeningen te plaatsen. Maar toch precies het onderwerp waar Circulaire over gaat. Hier de inhoudelijke hoofdlijn van het boek “Winner take all” van Dambisa Moyo op basis van de recensie van Oscar Garscharen .
Beetje meta natuurlijk om een verslag van een verslag te maken, maar het boek is nog niet in Nederland verkrijgbaar. De titel geeft al aan dat het hier om winnaars en verliezers gaat. Moyo is een Zambiaanse econome die door Time Magazine tot de 100 meest invloedrijke mensen wordt gerekend. Zij stelt dat de wereldwijde strijd om toegang te grondstoffen al lang aan de gang is. Wat de gevolgen voor haar eigen continent zijn wordt niet helemaal duidelijk, maar China is wat haar betreft de grote winnaar en het Westen wordt de grote verliezer.
Sinds 2005 heeft China voor $400 miljard aan grondstofverwerkende bedrijven overgenomen. Daarnaast heeft het land voor $500 miljard aan goodwill-investeringen gedaan in wegen, scholen en ziekenhuizen in Afrika en Latijns-Amerika. Gelijktijdig worden met veel landen dichter in de regio bilaterale gas- en oliecontracten afgesloten. China bereidt zich hiermee voor op een periode van toenemende schaarste die volgens Moyo kan leiden tot water en grondstofoorlogen. Twee vragen dringen zich op; waarom doet het Westen niets terwijl de feiten bekend zijn en waarom is China zo daadkrachtig?
Volgens Moyo is dit vooral toe te schrijven aan de verschillende interne politieke systemen en de bijbehorende belangen. In het Westen richten politici zich voornamelijk en noodzakelijkerwijs op onderwerpen die bij de volgende verkiezingen en rol spelen. En dat is niet toegang tot mineralen, voedsel en energie voor de volgende generatie. Daarnaast lijkt de noodzaak tot handelen niet zo groot vanuit de huidige overvloed. Bij internationale organisaties domineren vooral de nationale belangen waardoor er altijd wel een oorlog of crises hogere prioriteit heeft.
In China daarentegen heeft de Communistische Partij vooral behoefte aan economische en sociale stabiliteit om haar macht te bestendigen. Deze is gewaarborgd bij economische groei en daarvoor is import van grondstoffen essentieel. Hiervoor is een lange termijn strategie uitgestippeld die gedisciplineerd en nauwgezet wordt uitgevoerd. Gegeven dit belang is het zelfs niet erg om te ‘overprijzen’ door bijvoorbeeld ook in locale infrastructuur te investeren, want dat valt weg in de grote getallen van economische groei en machtsbehoud.
Interessant is verder om te kijken wat een Afrikaanse vindt van de manier waarop China internationaal opereert. Moyo’s oordeel is hier behoorlijk mild. China is geheel niet geïnteresseerd in het opdringen van haar normen en waarden en daarmee vooral geen neonkolonisator, hetgeen positief is ten opzichte van de Westerse houding. Het winnen van grondstoffen staat centraal en het ‘overprijzen’ komt de locale infrastructuur ten goede. Het negatieve beeld ten aanzien van arbeids- en milieuomstandigheden bagatelliseert ze en dit wordt deels wordt ondersteund door verbeteringen aan Chinese zijde.
Moyo komt ook nog met oplossingen, maar daar is de recensent niet heel lovend over. Daarvoor is het waarschijnlijk beter om het boek te lezen. Het boek is wel weer een duidelijk signaal dat grondstofschaarste en serieuze bedreiging van de wereldvrede en de Westerse welvaart kan zijn. Verrassende dimensie is dat China niet zozeer als een kwade genius wordt weggezet, maar vooral het Westen als een inert blok dat niet het (politieke) systeem en economische drive heeft anticiperend te handelen.
Geplaatst op 30/05/12 19:55
Als een mijnbouwer aangeeft dat Europa te weinig doet om haar grondstof toevoer veilig te stellen, dan is er iets aan de hand. De strategie directeur van de Braziliaanse mijnbouw gigant (vooral ijzererts) Vale doet dat vandaag in het FD.
Er is een kans dat meneer Martins er belang bij heeft als Europa zich meer actief gaat opstellen, maar een te passieve houding van Europa wordt vaker gesignaleerd, onder andere door de Nederlandse inkoopmanagers verenigt in de Nevi. Europa geeft de voorkeur aan de vrije markt en het beleid is vooral gericht op het verbeteren van grondstof efficiëntie in productie. Martins zegt ook een aanhanger van de vrije markt te zijn, maar ziet dat overheidsbemoeienis toeneemt. Aanbieders van grondstoffen beperken de export en vragers proberen middels bilaterale afspraken hun belangen veilig te stellen. Europa zou volgens Martins naast het promoten van vrijhandel ook haar eigen aanvoer meer moeten garanderen.
Natuurlijk zou het vanuit Europees perspectief vooral verstandig zijn om op zoek te gaan naar circulaire concepten om de afhankelijkheid van grondstoffen terug te brengen, maar dat zal een mijnbouwer niet zo snel propageren. Deze circulaire invalshoek buiten beschouwing gelaten, lijkt het raadzaam dat Europa meer aandacht heeft voor grondstof problematiek om te voorkomen dat een toekomstig tekort het nog lastiger maakt om uit de huidige crises te komen.
Geplaatst op 08/05/12 17:59
The Economist heeft een special over ‘digital manufacturing’. Hierin wordt een 3de industriële revolutie voorspeld. Interessant, maar heeft dat iets met grondstof en energie efficiëntie of circulaire structureren te maken? Misschien meer dan je op het eerste gezicht zou denken. In de special worden geheel nieuwe methodes van productie binnen een andere mondiale structuur geschetst. Als er toch een (3de) revolutie komt, dan zou dat ook mooi moment kunnen zijn om bestaande lineaire structuren te doorbreken.
In de Economist artikelen zijn nog geen circulaire elementen meegenomen. Er lijken echter wel heel veel circulaire aanknopingspunten te zijn, waarvan een aantal in dit blog is aangegeven. Wij zijn benieuwd naar input van lezers die nog meer mogelijkheden zien of kunnen aangeven waarom deze punten wel of niet realistisch zijn.
Hoofdlijn uit The Economist
De Economist artikelen zijn zoals altijd zeer uitgebreid en informatief. In het licht van dit onderwerp zijn beknopt de interessante aspecten beschreven voor iedereen die niet de hele special wil lezen. Door vergaande digitalisering zal het productieproces voor veel producten sterk veranderen. Hier spelen twee ontwikkelingen. Productieprocessen worden veel flexibeler waardoor (bijna) op klantspecificatie geproduceerd kan worden. Verder wordt er veel verwacht van 3D printing. Hierbij wordt niet traditioneel geproduceerd, maar een product laagje voor laagje opgebouwd c.q. geprint. Dit kan in principe bij de afnemer thuis. Basismateriaal hiervoor zijn composieten die metalen als aluminium vervangen. Bij beide methodes worden de schaalvoordelen in productie kleiner en is het steeds relevanter om dicht bij de eindgebruiker te zitten om te optimaliseren op maatgemaakt ontwerp en snelle levering.
Daarnaast neemt de factor arbeid als kostencomponent steeds verder in belang af. Zo is berekend dat de totale arbeidskosten van een 16-gigabyte 2010 iPad wereldwijd $33 is waarvan slechts $8 in China. Dit in relatie tot een verkoopprijs van $499 en een bijdrage van $150 voor Apple. Dit gegeven vraagt sowieso om een heroverweging van productie in Azië. Productie zou door dit effect en digitale productie deels terugkomen naar Europa en Amerika.
Raakvlak met circulair
Dit is een overweldigende hoeveelheid input met ook nog eens een science fiction component. Het vraagt behoorlijk veel van de brein om dan ook nog de verbinding met circulaire concepten te willen maken. Toch leuk om mogelijke implicaties te formuleren en te kijken of ze standhouden als anderen dit lezen;
- Met 3D printing worden metalen als aluminium vervangen door composieten. Metaalgebruik wordt hierdoor gereduceerd wat impact heeft op de vraag naar grondstoffen, energie- en watergebruik bij productie en afvalstromen;
- Veel meer producten worden op maat gemaakt. Je zou verwachten dat het mogelijk is om ze dan nauwkeuriger op het gebruik af te afstemmen waardoor one-fits-all (overbodige) functies onnodig worden, materiaal op de gebruiksduur kan worden afgestemd en onverkochte producten tot het verleden horen;
- Het zou ook mogelijk moeten zijn om onderdelen op aanvraag te printen en eenvoudig beschikbaar te maken. Door goedkope beschikbaarheid kan de levensduur van producten worden verlengd;
- De toegevoegde waarde in de keten komt veel meer op ontwerp en diensten te liggen dan nu. Een migratie die ook bij circulaire concepten noodzakelijk is, dus die kan misschien wel hand in hand gaan;
- Als goederen locaal worden geproduceerd nemen de goederenstromen af waarbij ook de milieubelasting van transport af zou moeten nemen.
Dit zijn de eerste circulaire zaken die als eerste opkomen. De lijst is zeker niet uitputtend en sommige invalshoeken zaken ontbreken vast. Logische vragen zijn bijvoorbeeld wat de milieubelasting is van composieten die niet meer gebruikt worden is en of kapotte onderdelen zijn te vervangen in geprinte producten. Wij zijn heel benieuwd in hoeverre lezers meegaan in de visie van The Economist en in hoeverre de circulaire aanknopingspunten hout snijden en er ook een circulaire revolutie aanstaande is.
Geplaatst op 07/05/12 07:53
Doel van het keurmerk is dat goud op een eerlijke, veilige en milieuvriendelijke manier wordt gewonnen.
Initiatiefnemers zijn ontwikkelingsorganisatie Solidaridad en eerlijke producentkeurmerk Max Havelaar. De komende tijd doen tien juweliers mee met de verkoop van duurzaam goud. Binnen vijf jaar moet dat aantal flink zijn gestegen. De actie wordt ondersteund met een website over het thema. Maandag 7 mei was de presentatie van de eerste sieraden van ‘goed goud’.
Solidaridad en Max Havelaar willen een einde maken aan de misstanden bij de winning van goud. Daarbij worden grondwater en rivieren vervuild met kwik. Bossen moeten vaak wijken voor de mijnbouw, waardoor bewoners vaak gedwongen moeten verhuizen. Als de mij is uitgeput is de leefomgeving vaak ernstig vervuild.
Het Fairmined keurmerk, een geregistreerd handelsmerk van de ‘Alliance for Responsible Mining’ (ARM), zorgt ervoor dat het goud wordt gewonnen en verwerkt op een veilige en eerlijke manier en op ecologisch verantwoorde wijze. Dit betekent dat de mijnwerkers een eerlijke prijs ontvangen voor hun producten, zij toegang hebben tot gezondheidszorg, en op een veilige manier hun werk kunnen doen. ARM is een internationale belangenorganisatie van en voor kleinschalige mijnbouwers en de gemeenschappen waarin zij werken en leven.
Page 7 of 8« First«...45678»