Reversed Concepts stimuleert bedrijven om circulaire producten in de markt te zetten

22/10/15 16:49

 

“Circular Design: it starts with business” was de boodschap van DRIVE festival op 22 oktober 2015 met Conny Bakker, Fairphone, Pieter van Os, Brink Industrial BV en de winnaar van de studentenwedstrijd Circular Design Cases. Festival DRIVE was onderdeel van de Dutch Design Week 2015 in Eindhoven.


De dag stond compleet in het thema van ‘Circulaire Economie’ en werd afgetrapt door keynote speakers Conny Bakker (TU Delft), Pieter van Os (Reversed Concepts) en Miquel Ballester (Fairphone). Zij gaven inzicht in de interactie die ontstaat tussen business en ontwerp zodra je circulair gaat ontwerpen.

 

Kan je business creëren door middel van circulair ontwerpen? Hoe kunnen ontwerpers het verschil maken in de ontwikkeling naar een circulaire economie? Welke kennis bestaat er al over circulair ontwerpen? DRIVE Circular Economy beantwoordde deze vragen met behulp van business modellen, ontwerp strategieën, interactieve workshops en resultaten van het project CIRCO‘creating business through circular design’.

.

Reversed Concepts faciliteerde een interactieve workshop over circulair ontwerpen. Gebaseerd op de boodschap dat circulaire economie zakelijke kansen creëert, geeft deze workshop bedrijven en ontwerpers een supersnelle introductie over de principes en kansen van circulaire economie. Zij pasten circulaire business modellen en ontwerp strategieën direct toe op hun eigen product, om zo een start te maken met een circulaire business case.

 

De winnaar van de Circular Design Cases, Kinge Gardien, pitchte haar concept voor een circulaire hockeystick voor de jeugd. Bestaande uit een lease-constructie, profiteert het business model van een lange levensduur van de hockeystick. Hiervoor ontwierp Kinge een ‘sleeve’ die gepersonaliseerd kan worden. Kinderen kiezen elk jaar een nieuwe kleur of print, waarmee hun hockeystick wordt beschermd.

 

Interview DuurzaamPlus

02/10/15 14:49

Op 1 oktober publiceerde DuurzaamPlus een interview met Pieter van Os van Reversed Concepts, waarin alle ondernemingen van CIRCO creating business through circular design de revue passeren.

 

Met als titel ‘CIRCO schept duurzame business in circulaire economie’ ligt de focus terecht op het creëren van business opportunities. “In de circulaire economie is het voortaan de vraag: Waar zit de waarde-vernietiging en hoe kunnen we daar juist waarde uithalen? Die waarde ontsluiten creëert nieuwe business.”

 

“Maar wat is circulair design en wat kan dat bijdragen aan veranderingen? CIRCO kijkt anders naar het product door de keten om te draaien. Door te beginnen aan het einde van de levenscyclus van het product, denk je de andere kant op, maar volgens Van Os is dat voor bedrijven best moeilijk. “Het lijkt nogal rigoureus, maar kan verrassende efficiency binnen het bedrijfsproces opleveren. Iets opnieuw ontwerpen zodat het nieuwe (deel)producten en diensten oplevert, zoals service of leasen, is spannend en uitdagend.” Deze manier van denken brengt de verantwoordelijkheid meer terug bij de ontwerpers.”

CIRCO studentencompetitie

18/09/15 14:45

Stem op uw favoriete circulaire herontwerp!

 

De zeven studenten die deelnamen aan de Circular Design Cases zijn in de race voor de Best Circular Design Case. De winnaar van de studentenwedstrijd wordt door u gekozen!

Hier presenteren de zeven studenten van TU Delft het herontwerp van hun product. Op deze pagina brengt u uw stem uit op uw favoriete circulaire herontwerp. De winnaar zal op 22 oktober tijdens het design, research & innovation festival DRIVE bekend worden gemaakt, als onderdeel van de Dutch Design Week 2015 in Eindhoven.

Circulair ontwerp als motor voor innovatie

12/09/15 11:54

Circulair design als motor voor innovatie was een geslaagd evenement waarin theorie, praktijk en visie over circulair ontwerpen bij elkaar kwamen. De bijeenkomst vond donderdag 10 september 2015 plaats op New Energy Docks in Amsterdam, georganiseerd door Amsterdam Economic Board en gemeente Amsterdam. We delen de boodschap graag ook hier. Het was een inspirerende middag over circulair ondernemen, wat bedrijven de mogelijkheid biedt om zorgvuldiger met grondstoffen en materialen om te gaan en tegelijkertijd nieuwe businesskansen te creëren.

 

 

 

Inspirerende sprekers

Oud-minister en duurzaamheidsexpert Jacqueline Cramer vertelde met passie over de ambities en aanpak van Amsterdam Economic Board om de Metropoolregio Amsterdam te ontwikkelen tot circulaire hotspot. Pieter van Os doopte het publiek onder in een lading van kennis over duurzame businessmodellen en ontwerpstrategieën die in het project CIRCO centraal staan. Deze modellen en strategieën stimuleren deelnemers van de CIRCO Circular Business Design Track om producten te herontwerpen en nieuwe businessmodellen te overwegen. Het beste resultaat: ga gewoon aan de slag!

 

De nieuwe informatie kwam tot leven in de matching game van Circle Economy, waarin deelnemers bestaande circulaire producten koppelen aan de toegepaste ontwerpstrategie en businessmodel. Het verhaal van Reinier de Boer van ontwerpbureau Lune, tot slot, inspireerde door te illustreren hoe pioniers circulaire ontwerpen in de markt zetten, zoals een afvalbak. Hij benadrukte dat het meeste resultaat wordt behaald door gewoon aan de slag te gaan. Al doende leert men.

.

 

Circular Design Cases voltooid

15/07/15 11:31

In april berichtte Reversed Concepts over de start van de Circular Design Cases. Zeven gemotiveerde studenten van de TU Delft gingen (iconische) producten circulair herontwerpen  als deel van CIRCO creating business through design, gecoördineerd door Reversed Concepts.

 

In het project hebben studenten het Products that Last framework toegepast en gevalideerd. Tegelijkertijd identificeerden, analyseerden en presenteerden zij internationale circulaire producten en business voorbeelden als inspiratie.

 

Het proces verliep heel anders dan een ‘normaal’ ontwerpproces. Al bij de analyse van het product bleek het belangrijk om andere vragen te stellen, dan gebruikelijk is. Het is bijvoorbeeld cruciaal om te ontdekken waarom een product wordt afgedankt en wat er dan mee gebeurt. Dit vraagt een ontwerper zich in een doorsnee analyse niet af.

 

Vervolgens bleek het formuleren van een circular design challenge cruciaal. Hierin stelden de studenten zichzelf een doel waaraan het herontwerp moest voldoen. Door dit doel expliciet te formuleren breng je focus aan in het ontwerpproces en kan je je resultaten ijken. Gedurende het ontwerpproces controleert de ontwerper regelmatig of zijn ideeën een oplossing zijn voor de design challenge. Als dat niet het geval is gaat hij op zoek naar andere oplossingen. Echter, wanneer de design challenge niet haalbaar blijkt, past de ontwerper deze aan.

 

Na het vaststellen van de design challenge pasten de studenten circulaire ontwerp strategieën toe om ideeën te genereren. Toen ze deze ideeën toetsten aan de circulaire business modellen, bleek dat veel ideeën niet kunnen leiden tot een rendabele business case. Dat is frustrerend. Gelukkig leverde deze constatering een iteratie op tussen de business modellen en ontwerp strategieën.

 

Uiteindelijk leverden alle zeven studenten een prototype op waarin het ontwerp van product, dienst en businessmodel geïntegreerd waren. Hun resultaten zijn te zien in dit filmpje, op deze website, op een expositie op de Dutch Design Week en tijdens festival DRIVE. De CIRCO studentencompetitie is gelanceerd en de winnaar zal op 22 oktober bekendgemaakt worden.

 

De kennis die CIRCO en Reversed Concepts met dit project hebben opgedaan delen wij in de vorm van een blogserie op circulairondernemen.nl. Laat uw mening achter op onze LinkedIn groep.

 

True costs in onze achtertuin

08/03/13 08:13

De gezondheidgerelateerde maatschappelijke kosten van het gebruik van kolencentrales zijn door de European Health and Environment Alliance (HEAL) in beeld ingeschat.  Een mooi en dicht bij huis voorbeeld van het rekenen met true cost (meenemen van negatieve externe kosten) van het gebruik van grondstoffen en energie. Die kosten worden voor Nederland geschat op €386 miljoen per jaar. Ondanks kanttekeningen bij de cijfers geeft deze kwantificering een nieuwe dimensie aan een aantal energiedebatten.

De cijfers

De missie van HEAL is geformuleerd als “het bevorderen van maatschappelijke gezondheid door een gezond milieu in Europa en verder”. Haar leden hebben wortels in de gezondheidssector en medici zijn betrokken bij totstandkoming van het rapport. Op basis daarvan verwacht je een objectieve analyse. In het rapport wordt echter onomwonden gelobbyd tegen kolencentrales en de titel van het rapport “how coal power plants make us sick” is nogal tendentieus. Het is dus raadzaam de cijfers met een korrel zout te nemen, maar laten we toch eens naar de impact kijken in de veronderstelling dat ze objectief en correct zijn.

HEAL rapport over true cost kolencentralesVoor de hele EU schat het rapport de gevolgen zoals aangegeven in de figuur waarbij het leven gemiddeld 10 jaar wordt verkort bij een vroegtijdige sterfgevallen. De totale directe en indirecte kosten worden ingeschat op €42,8 miljard voor de hele EU en €386 miljoen voor Nederland in het maximum scenario. De impact op Nederland is dus in verhouding tot de hele EU relatief klein in euro’s maar nog altijd goed voor ongeveer 130 vroegtijdige sterfgevallen. De belangrijkste oorzaak is fijnstof en ozon die in de lucht komt door de verbranding van kolen

Consequenties voor een aantal energiedebatten

Wat betekent dit in het licht van de bouw van nieuwe kolencentrales en de ambitie van Nederland om netto exporteur van elektriciteit te worden en? In Nederland werd in 2011 ongeveer 40 miljard Kwh elektriciteit uit kolen geproduceerd.  Als je €386 miljoen kosten hierover verdisconteert zou dat op ongeveer 0,9 cent per kwh neerkomen. Bij een gemiddeld productieprijs van €0,05 tot €0,07 komt dat neer op een extra kostprijs van 14% tot 20%. Wetende dat de schoonste gascentrale in Nederland momenteel zwaar onder haar capaciteit produceert (FD van 4 maart) omdat gas momenteel niet concurrerend is met goedkopen kolen, reist de vraag of dit nog steeds zo is als je de externe kosten van 20% mee zou rekenen.

Hoe verhoudt zich dit tot het afvangen en opslaan van CO2? De opslag van CO2 in de grond stuit op maatschappelijke weerstand omdat de risico’s van opslag voor met name gezondheid niet bekend zijn. Niet onlogisch als je in Barendrecht woont en de overheid wijst jouw achtertuin aan voor een proeflocatie. Maar hoe kijk je hier vanuit algemeen maatschappelijk belang naar als je weet dat de uitstoot van centrales nu ieder jaar 130 slachtoffers maakt?

Tegen welke risico’s investeren we uit algemene middelen?  Nederland investeert veel in het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers. Logisch want dit is een zeer zichtbaar leed en prettig als je dat kan voorkomen. Enige tijd geleden werd €800 miljoen geïnvesteerd in uitbreiding van automatisch snelweg signalering met de verwachting dat het aantal dodelijke slachtoffer per jaar met 100 zou teruglopen. Met de true cost van kolencentrales kan je vergelijken wat en dergelijke investering in verschonen van de elektriciteitsproductie op zou kunnen leveren.

Bijdrage van het true cost denkraam

Een kritisch lezer zal een aantal kronkels vinden in bovenstaande argumentatie. Kolenadepten kunnen vast het rapport van HEAL op belangrijke punten ter discussie stellen. Andere vormen van energie opwekking hebben weer andere negatieve effecten. Toch blijkt uit bovenstaande de kracht van het in beeld brengen van de negatieve maatschappelijke effecten. Een schade van €386 miljoen en 130 slachtoffers maakt het vraagstuk concreet. Een extra kostprijs van 15% tot 20% zou direct invloed hebben op de concurrentiepositie van kolen in de energiemix.  Ook met deze extra informatie zou je tot de conclusie kunnen komen dat het noodzakelijk is om van kolen gebruik te maken. In dat geval wordt het debat echter gevoerd terwijl expliciet duidelijk is wat de externe gevolgen zijn en kan je besluiten wat je wilt investeren om de risico’s te mitigeren en slachtoffers te compenseren.

De weg naar een groene economie

09/10/12 12:47

Gisteren heeft een groep wetenschappers, bedrijven en maatschappelijke organisaties onder de vlag van De Groene Zaak een advies aan Mark Rutte en Diederik Samsom in ondermeer het FD gepubliceerd om tot een groene economie te komen.  Zij stellen dat een bedrijf dat niet actief aan duurzaamheid werkt over tien jaar geen bestaansrecht meer heeft en dat Nederland een uitstekende uitgangspositie heeft om groene wereld leider te worden. Hier is urgentie voor omdat de wereld ieder jaar €3.000 tot €5.000 miljard aan natuurlijke kapitaal verliest door de manier waarop we consumeren en produceren. Hier is ook een economische ratio voor omdat iedere investering van €1 in een groene economie €3 oplevert terwijl een gelijke investering in de oude fossiele economie €2 kost.

 

Dit vereist wel een krachtige stimulans en heldere visie vanuit Den Haag. Hiervoor hebben zij een vijftal acties gedefinieerd. Stuk voor stuk zinvolle suggesties al zijn er meer relevante acties te bedenken die net zo krachtig kunnen zijn. De doelen om in 2040 een fossielvrije energievoorziening te hebben en in 2022 een volledige energieneutrale gebouwde omgeving zijn een mooie stip aan de horizon, maar zijn wel heel ambitieus als je kijkt wat er op basis van eerdere plannen is gerealiseerd. Desalniettemin interessant om alle acties eens uitgebeid te beschouwen, niet in beperkingen te denken en te bedenken hoe deze visie en de acties verder uitgewerkt kan worden

1. Groen industriebeleid

Een proactief en consistent beleid voor lange termijn dat investeert in de groene maak- en kennisindustrie van de toekomst. Een beleid gericht op systeemvernieuwing en radicale innovatie, met investeringen in kansrijke groene nichesectoren zoals de bio-economie, deltatechnologie en grondstoffenrotonde. Dit vraagt om een regionale visie, vanwege het belang van regionale clustering van bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Een investeringsfonds is nodig om strategisch te investeren in groene innovatie, zoals andere landen als Frankrijk en Duitsland ook al doen. Een belangrijk deel van de FES-gelden zou hiervoor kunnen worden aangewend. Dus geen ouderwetse, defensieve industriepolitiek uit de jaren 70 en 80 waarbij miljarden werden geïnvesteerd in noodlijdende takken die alsnog ten onder gingen, zoals textiel, scheepvaart (RSV) of vliegtuigindustrie (Fokker).

2. Fiscale Vergroening

Een belangrijke voorwaarde voor een groene economie is een hervorming van het belastingsysteem. Ooit begon Nederland als één van de eersten in Europa met het vergroenen van het belastingstelsel, daarna stagneerde dat en nu laten we na de belastingen te differentiëren zodat de groene consument en producent kan profiteren. Fiscale vergroening betekent dat milieubelastende en energieverslindende productie en consumptie sterker worden belast, bijvoorbeeld door het opheffen van de vrijstellingen op belastingen voor energieproducenten (kolen), terwijl energiebesparende en milieuvriendelijke activiteiten, producten en diensten worden gestimuleerd. Het indirect subsidiëren van fossiele brandstoffen via fiscale -, schaal -, en investeringsvoordelen wordt afgeschaft. Arbeid wordt minder fiscaal belast, maar vervuilende consumptie juist meer, bijvoorbeeld in de vorm van hogere belastingen voor vlees. Of het omgekeerde, dat de belasting op het collectief produceren van schone energie wordt afgeschaft, de zogenaamde salderingskwestie.

3. Een minister van energie, grondstoffen en milieu

Duurzame energie en groene grondstoffen vormen de spil van de nieuwe, schone economie. Energie- en grondstoffenbeheer wordt in geopolitiek opzicht steeds belangrijker en is in andere landen al onderdeel van het buitenlands beleid. Nederland ontbeert specifiek beleid om zijn energievoorziening en grondstoffenvoorraad toekomstbestendig te maken. Voor een systeemvernieuwing richting een groene economie is een minister van energie, grondstoffen en milieu van cruciaal belang.

4. Transitieplan voor de energievoorziening

Een radicaal hervormingsplan is nodig met als doelstelling een volledig schone, fossielvrije energievoorziening in 2040. Dit vraagt een jaarlijkse energiebesparing van 3% en een jaarlijkse groei van duurzame energie van 7%. Dit vergt een compleet nieuwe energie-infrastructuur, voor een fors deel geënt op decentrale energieopwekking, een combinatie van zon, wind, warmte en slimme netwerken. De centrale energie-infrastructuur is gestoeld op de circulaire bio-economie, met een cruciale rol voor 2de en 3de generatie biomassa.

5. Een energieneutrale gebouwde omgeving

De gebouwde omgeving kan in 15-20 jaar tijd energieneutraal worden. Alle bestaande woningen, kantoren en scholen kunnen worden vergroend via energiebesparing en duurzame energie (zonne- en windenergie en omgevingswarmte). Daarnaast kunnen daken en gevels worden gebruikt voor energieopwekking, waterberging en fijnstof afvanging. Macro-economisch zitten er aan zo’n megaproject grote voordelen: Dit levert 50.000 banen per jaar op en het vastgoed wordt ca. 5% meer waard. Maar ook micro-economisch zijn de voordelen evident, huurders betalen geen energierekening meer en het economisch rendement voor investeerders is hoog.

Out-of-the-inzamelbox voor NVMP

11/09/12 08:26

De vereniging NVMP kwam gisteren met haar voorstel om inzameling van oude elektronica producten toekomstbestendig te maken en te conformeren naar verhoogde Europese doelstellingen. De oude lijn van kilo-denken en milieu argumenten wordt in woord losgelaten en voorzichtig vervangen door moderne termen als circulaire en recovery rate. Toch krijg ik vooral het idee dat ik een offerte van een timmerman lees die ieder probleem met hamer en spijker kan oplossen, terwijl het toch echt om een lekkende CV gaat.

Er lijkt beweging te zitten in de houding van NVMP. Nederland is in Europa van een voorloper op het gebied van inzameling teruggevallen naar een middenmoter en aangekondigde Europese regelgeving en doelstellingen leggen druk op de toekomst. Het is prijzenswaardig dat een ietwat zelfgenoegzame en dominante organisatie openstaat voor vernieuwing, maar vooralsnog is slechts beperkt out-of-the-inzamelbox gedacht. Een drietal observaties en suggesties.

Materiaal hergebruik domineert het denken

Dat is precies wat NVMP al jaren doet. Product hergebruik en alternatieven gebruikers concepten zijn echter onmisbaar als je je verbindt met circulaire uitgangpunten en schermt met het rapport van de Mc Arthur Foundation zijn. NVMP claimt een hoge recovery rate van grondstoffen, maar een langer gebruik van de grondstoffen is te prevaleren. Zeker omdat een er nog geen procedés en processen zijn om de echt schaarse metalen te hergebruiken. Zoals wordt onderschreven door de ladder van Lansink die in het voorstel uitgebeid wordt gepresenteerd.

In het voorstel krijgen beide concepten echter geen serieuze aandacht. Product hergebruik geeft naast een hogere grondstof efficiëntie voor veel productgroepen een hogere opbrengst waardoor consumenten en inzamellocaties een hogere financiële vergoeding kan worden geboden. Er is ook een wettelijke eis in voorbereiding dat minimaal 10% van de elektronica hergebruikt moet gaan worden. NVMP lijkt echter weinig adoptief ten aanzien van initiatieven die hierin al succesvol zijn. Er is geen enkele commerciële partij geïnterviewd of genoemd en de mogelijkheid wordt niet meegenomen naar retailers terwijl dat de case voor hen veel interessanter zou maken. Als NVMP wil voorkomen dat andere (commerciële) partijen deze krenten uit de pap vissen, dan is het raadzaam ook dit concept in hun denken en doen te integreren. Een snelle en hoogwaardige scheiding van e-waste naar product- en materiaalrecycling verhoogt de opbrengst, de grondstof efficiëntie en de bereidheid van consumenten en inzamelaars om mee te doen.

Dat alternatieve gebruikconcepten niet worden uitgewerkt door NVMP zelf is te begrijpen. Maar van een koepel van alle elektronicafabrikanten zou je toch wel een minimaal een visie of doelstelling op dit gebied verwachten.

‘What is in it for them’

Het is mooi dat onder andere Intergamma en Blokker met een vorm van een inzamelstation voor klein huishoudelijke apparaten starten. Het is echter een niet te onderschatten stap om naar 10.000 winkels te groeien en daar gemiddeld 3.800 Kg op te halen zonder wettelijke afdwinging. Voor een aantal consumenten is het vast een extra service die de drempel verlaagd, maar het zal zeker niet de trigger zijn om alle laden eens te gaan legen. Voor retailers is het zeker onvoldoende voor een lange termijn commitment.

Voorsortering in haar DC levert een winkel volgens de in het voorstel genoemde tarieven €542 bij 3.800 kg en de producten €2 per doos. Terwijl de grondstofopbrengst voor een kilo mobiele telefoons momenteel rond de €18 ligt. Voor deze vergoeding zullen niet al te veel retailers warm lopen. De branche heeft al afwijzend gereageerd op het voorstel om grote elektronica winkels te verplichten alle elektronica terug te nemen.

Om retailers en consumenten te verleiden om aan inzameling mee te doen zal extra waarde moeten worden gecreëerd. Middels product hergebruik, zoals beschreven bij het eerste punt, kan de totale opbrengst en daarmee de bijdrage voor consument en retailer omhoog. Daarnaast zullen inzamelproposities veel meer geïntegreerd moeten worden met het primaire proces van de retailer waardoor ze een plaats krijgen binnen de commerciële activiteiten. Bijvoorbeeld middels integratie met reparatie of verzekering, een combinatie met verhuur, koppeling met retentieprogramma’s of als onderdeel van nieuwe gebruiksconcepten. Dit gaat veel verder dan inzameling op basis van materiaalhergebruik en vraagt onder andere kennis en begrip van retail, breed hergebruik van product en materiaal, flexibele reversed logistics en zakelijke samenwerkingsverbanden. Dat NVMP dit soort concepten in dit stadium niet heeft uitgewerkt is te billijken, maar het naïeve optimisme ten aanzien van de inzamelpunten maakt duidelijk dat ze nog behoorlijk ver van de werkelijkheid af staan.

Regulering of samenwerking

Als je het hele voorstel leest dan ben je geneigd te denken dat NVMP vooral aast op de 31% van de waste die buiten haar om wordt ingezameld. Dit brengt de 85% doelstelling een stuk dichter bij (31 down, 14 to go) en maakt gelijktijdig cherry pickers het leven zuur. Vanzelfsprekend dat illegale export en verwerking uitgesloten moet worden en daar speelt monitoring en handhaving door de overheid een belangrijke rol. Maar een oproep om de overheid ook de rest van de uitdaging laten invullen? Dat is een zwaktebod voor een partij met; €328 miljoen wettelijk afgedwongen geld van consumenten in kas; een monopolie bij gemeenten en; een dominantie positie in de verwerkingsmarkt. Het is duidelijk dat het EU target niet wordt gehaald als het aandeel van de commerciële partijen niet in de statistieken mee gaat. Het is echter niet chique om dit onder het motto van illegale export en suggestie van een laag ambitieniveau van commerciële partijen af te dwingen en de markt verder onder controle te brengen. NVMP heeft met haar prijsgedreven en ietwat rigide tenders een zwaar stempel op de verwerkingsmarkt gedrukt. Nu wordt een andere rol gevraagd waarin samenwerking met deze zelfde partijen benodigd is en ieder haar rol invult. Net als bij de twee eerder punten vraagt dat een veel inventievere en coöperatieve opstelling van de vereniging. Een opstelling die wat mij betreft ook meer past bij een gezamenlijk streven naar een meer circulaire economie en een duurzame wereld.

Tekort aan zink kost leven

20/07/12 14:55

Dit wereldwijde probleem wordt aangekaart in een publicatie van het Platform Landbouw, Innovatie & Samenleving waarin veel kernbegrippen van Circulaire zitten opgesloten; grondstofschaarste, innovatie, maatschappelijke urgentie, exportkansen, gebrekkig beleid in een case. Een tekort aan de beschikbaarheid van de micronutriënten zink en seleen in de landbouw brengt de gezondheid van grote groepen mensen in gevaar en leidt nu al tot evenveel jaarlijkse slachtoffers als malaria. Het zou mooi zijn als daar circulaire oplossingen voor zijn te ontwikkelen.

 

Het persbericht en rapport geven een uitgebreid inzicht in dit probleem. In deze blog vooral aandacht voor de circulaire elementen en kansen die ontstaan als je oplossingen gaat ontwikkelen. Eén derde van het wereldlandbouwareaal in met name ontwikkelingslanden kampt met een tekort aan zink en seleen, hetgeen de landbouwproductie beperkt. Dit komt door zowel natuurlijke armoede van de grond als door een teveel aan fosfaat uit met name kunstmest. Door gebrek aan zink sterven naar schatting 800.000 mensen per jaar terwijl ongeveer 30% van de vrouwen die wereldwijd borstvoeding geven een tekort aan seleen hebben. Dit gezondheidsprobleem krijgt nauwelijks aandacht terwijl de sterfte gelijk is aan die van malaria.

 

Tekorten in de grond kunnen kunstmatig worden aangevuld. En daar komt het circulaire element om de hoek. Volgens Amerikaanse bronnen is de zinkvoorraad nog goed voor 21 jaar huidig gebruik. Het valt te verwachten dat er nieuwe bronnen worden ontdekt. Dit zijn echter marginale bronnen waarvan winning meer energie, water en geld zal kosten. De prijzen zullen stijgen en de kans op hevige prijsschommelingen neemt toe. In zo’n situatie ontstaan twee extra risico’s; landbouw wordt vanuit de veel kapitaalkrachtigere industrie weggeconcurreerd en; grondstofrijke landen gaan exportbeperkingen opleggen. Dit laatste gebeurt bijvoorbeeld al bij aardmetalen. Met combinatie van deze factoren neemt het tekort voor landbouw en daarmee het gezondheidsrisico verder toe.

 

Dat lijkt maatschappelijk ongewenst en vraagt om maatregelen. Ook voor de EU dat maar 4% van de wereldvoorraden van de belangrijkste micronutriënten bezit. Vanuit EU perspectief is het belangrijk om de afhankelijkheid van importen terug te dringen en vanuit gezondheidsperspectief om een deel van de voorraden beschikbaar te hebben voor landbouw. In het landbouwbeleid van de EU ontbreekt het risico van schaarse grondstoffen en in het grondstoffenbeleid is landbouw niet meegenomen. Het platform pleit dan om dit op de politieke agenda te zetten.

 

Beleid is een, maar wat kan er vanuit de economie worden ontwikkeld. In de landbouw is vermindering en substitutie niet mogelijk, in de industrie wel. Voor de industrie liggen er daarom een uitdagingen in het verminderen van de vraag. Dit kan door efficiënter gebruik door proces innovaties. In veevoer wordt bijvoorbeeld wel tot vijf maal meer zink toegevoegd dan vanuit voedertechnisch oogpunt noodzakelijk is. Recycling en hergebruik ligt vooral voor de hand door kringlopen te sluiten in productie en mest- en afvalwater. Bij stijgende prijzen zou dit een interessante business case kunnen opleveren. In substitutie lijkt de grootste kans te liggen en worden twee concrete voorbeelden genoemd; alternatieven voor zink bij galvanisering van staal, en voor seleen in glas en dunne-laagzonnecellen. Dit vraagt om innovaties, maar de suggestie wordt gewekt dat die binnen bereik liggen. Dit geeft kansen. Een aantrekkelijke uitdaging voor ondernemers om interessante producten of diensten te ontwikkelen voor een wereldmarkt waarmee ook nog een bijdrage kan worden geleverd aan de wereldwijde voedselzekerheid.

Case; Patagonia verduurzaamt keten

15/07/12 10:08

Positieve berichten zijn altijd fijn. Zo verscheen in Harvard Business Review een optimistisch artikel  van Yvon Chouinard, de oprichter van het kledingmerk Patagonia, met een ogenschijnlijk eenvoudige roadmap hoe in een klein aantal stappen de keten, waarin hij actief is, volledig verduurzaamd wordt. Hij slaagt er onder andere in om de onzichtbare kosten voor grondstof in kaart te brengen en daarmee meer duurzame keuzes in de keten af te dwingen.

 

Het artikel geeft een brede context. Het schetst onder andere hoe het denken over duurzaamheid aan het veranderen is. In een lang stuk verbreedt het hoe de methode ook de allocatie van kapitaal door vc’s en banken zou kunnen verbeteren. Daardoor is het op sommige vlakken ook behoorlijk theoretisch. Dit is allemaal het volledige artikel en de hoofdlijnen bij HBR beschikbaar. De kracht is vooral dat wordt aangegeven hoe Patagonia er in geslaagd is om een methode op te stellen en succesvol in haar eigen industrie toe te passen. Op deze praktische toepassing wordt in deze blog op ingezoomd.

Opvallend startpunt is dat Chouinard stelt dat gezonde ecosystemen en stabiele maatschappijen essentieel zijn voor het voortbestaan en de winstgevendheid van alle bedrijven. Of je je nu betrokken voelt bij de planeet of niet. Verduurzaming wordt hiermee een essentieel bedrijfseconomisch thema.

Uitgangspunt is dat duurzaamheid vanzelf tot stand komt als het meest duurzame product ook het goedkoopste product is. Consumenten zullen in dat geval automatisch dit duurzaamste product kopen. Nu is het minder duurzame product meestal goedkoper omdat veel externe kosten van gebruik van grondstoffen en onverantwoord gebruik van arbeid niet in de productprijs zijn verdisconteerd. Het idee om een prijs toe te kennen aan de kosten van de planeet is echter al heel oud. Nieuw is dat Chouinard er in zijn eigen keten mee begonnen is en er gezamenlijk met ketenpartners in is geslaagd de negatieve milieu en sociale aspecten in beeld te brengen en te vertalen naar externe kosten.

De Patagonia methode

De basis hiervoor zijn Value Chain Indexen (VCI). Een VCI geeft aan de hand van objectieve data inzicht in het gebruik van en impact van het gebruik van categorieën als grond, water, energie, CO2, giftige stoffen en sociale omstandigheden in de volledige life-cycle van een product. De VCI’s worden gezamenlijk door een breed aantal spelers uit de industrie ontwikkeld. Aan de hand van deze data kunnen de werkelijke kosten van een product worden vastgesteld. Dit klinkt theoretisch interessant, maar hoe krijg je dit met een brede coalitie in een industrie tot stand?

Patagonia is hiermee begonnen in de “Sustainable Apparel Coalition” door de volgende stappen te doorlopen;

  • eerst heeft het contact gezocht met Walmart. Een dominante retailspeler die niet bekend staat om zijn duurzaamheid. Desondanks zijn ze onder de code naam David en Goliath een project begonnen;
  • daarna nodigde ze gezamenlijk 12 belangrijke spelers, met een duurzaam track record, uit de hele industrie uit om deel te nemen aan de coalitie. De meeste spelers waren zo verbaasd over de combinatie Walmart – Patagonia dat ze er meer van wilde weten;
  • toen de coalitie gevormd was, werden snel het eerste framework en de scope voor de VCI gedefinieerd onder het motto: “Prototype quickly; then refine.” Een 1.0 versie gebaseerd op een aantal instrumenten dat al beschikbaar was en waar iedereen mee uit de voeten kom;
  • vervolgens werd een externe partij aangesteld om het project te begeleiden en aan te jagen;
  • de volgende stap was om in beeld te brengen en te bedenken waar de verschillende partijen de index voor willen gebruiken. Retailers gebruiken de index om verschillende merken op hun duurzaamheid te vergelijken; producenten om hun inkoop te wegen en; ontwerpers om met de minst schadelijk stoffen te werken;
  • de meest lastige stap is om de indexen voor de uiteenlopende milieu en maatschappelijke impacts vast te stellen. Hiervoor moet een uniforme methode van data collectie beschikbaar zijn en er moet een weging van de verschillende factoren worden gemaakt;
  • de laatste stap is om de metingen zo nauwkeurig mogelijk te maken. In de vorige stap waren de factoren in beeld gebracht. In het begin werd geaccepteerd dat voor sommige factoren slechts kwalitatieve inschattingen haalbaar waren, maar deze werden in de loop der tijd gedetailleerder en preciezer uitgewerkt.

Toepassen van de methode

Het is nogal een klus om dit inzicht voor een hele industrie te verkrijgen en daar ook nog consensus over te bereiken. Volgens Chouinard is het een ideaal instrument om op objectieve wijze te werken aan duurzaamheid op het niveau van merk; producent en individueel product. Daarnaast geeft het duidelijk informatie aan consumenten ter vervanging van de vele onduidelijke duurzaamheids labels die er nu zijn.

Hoe werkt het. Een grote retailer wil een hoge VCI-score van een bepaalde producent. De producten moet zijn VCI rating verbeteren om de retailer terug te winnen. In design kan aan de hand van de VCI met meer duurzaam materiaal gewerkt worden. Bij de keuze van de leverancier kan objectief vergeleken worden welke de minste milieu-impact heeft en kunnen concrete verbeterpunten worden geadviseerd. Als VCI in de hele keten bekend is, kan precies worden bepaald welke investering de grootste duurzaamheidswinst oplevert.

Als je het zo leest, lijkt het allemaal niet zo heel ingewikkeld en kan een keten op korte termijn verduurzamen. Belangrijk punt is het initiatief dat Patagonia heeft genomen op basis van de overtuiging van het bedrijf en de founder. Daarna zal de deelname van Wallmart voor veel partijen in de keten een  belangrijke stimulans geweest zijn. De vraag is of zo’n setting in iedere industrie tot stand kan komen. Positieve is wel dat het in ieder geval in dat geval lijkt te zijn gelukt en een grote stap voorwaarts is.