Circulair design als motor voor innovatie was een geslaagd evenement waarin theorie, praktijk en visie over circulair ontwerpen bij elkaar kwamen. De bijeenkomst vond donderdag 10 september 2015 plaats op New Energy Docks in Amsterdam, georganiseerd door Amsterdam Economic Board en gemeente Amsterdam. We delen de boodschap graag ook hier. Het was een inspirerende middag over circulair ondernemen, wat bedrijven de mogelijkheid biedt om zorgvuldiger met grondstoffen en materialen om te gaan en tegelijkertijd nieuwe businesskansen te creëren.
Inspirerende sprekers
Oud-minister en duurzaamheidsexpert Jacqueline Cramer vertelde met passie over de ambities en aanpak van Amsterdam Economic Board om de Metropoolregio Amsterdam te ontwikkelen tot circulaire hotspot. Pieter van Os doopte het publiek onder in een lading van kennis over duurzame businessmodellen en ontwerpstrategieën die in het project CIRCO centraal staan. Deze modellen en strategieën stimuleren deelnemers van de CIRCO Circular Business Design Track om producten te herontwerpen en nieuwe businessmodellen te overwegen. Het beste resultaat: ga gewoon aan de slag!
De nieuwe informatie kwam tot leven in de matching game van Circle Economy, waarin deelnemers bestaande circulaire producten koppelen aan de toegepaste ontwerpstrategie en businessmodel. Het verhaal van Reinier de Boer van ontwerpbureau Lune, tot slot, inspireerde door te illustreren hoe pioniers circulaire ontwerpen in de markt zetten, zoals een afvalbak. Hij benadrukte dat het meeste resultaat wordt behaald door gewoon aan de slag te gaan. Al doende leert men.
.
Na een heerlijke zomer wordt het tijd om weer te vlammen. Reversed Concepts heeft nog een aantal ambitieuze doelstellingen voor de rest van het jaar en is hiervoor op zoek naar versterking. Dit kan ingevuld worden door conceptuele ondernemers en ondernemende consultants die een zelfstandige bijdrage leveren aan de marktintroductie en groei van een aantal duurzame producten en diensten in onze portfolio.
Reversed Concepts initieert en bouwt ondernemingen en activiteiten die een effectievere, innovatievere en eerlijkere inzet grondstof en energie bewerkstellingen. Wij zijn marketeers en business developers, geen technologen. In al onze activiteiten worden we gedreven door een dubbele motivatie. We willen gezonde en winstgevende business opbouwen en gelijktijdig een bijdrage leveren aan een meer duurzame samenleving. Innovatie is hierbij het middel. Door non-lineaire business principes toe te passen en (internet) technologie in te zetten waar relevant.
Je past bij ons als je;
- Niet zo lang geleden een WO / HBO opleiding hebt afgerond
- Een bedrijfseconomische interesse of achtergrond hebt
- Intrinsiek gemotiveerd bent om duurzaamheid een stap verder te brengen
- Over analytische en conceptuele vaardigheden beschikt
- Nieuwsgierigheid bent
- Denken en doen combineert
Wij passen bij jou als je;
- Op zoek bent naar een ondernemende omgeving
- Wilt werken aan nieuw duurzame concepten
- Directe aansturing en feedback waardeert
- Breed in de keuken wilt meewerken
- Floreert als je ruimte krijgt
- In Amsterdam kan komen werken
Geïnteresseerd? Leuk. Laat dan voor 7 september wat van je horen op info@reversedconcepts.nl.
Lees hier een beknopte beschrijving van onze activiteiten
Het programma energiesprong heeft bouwsector een aardig vraag gesteld. Kan de €13 miljard die de Nederlandse huishoudens jaarlijks aan energiekosten betalen worden ingezet om de bestaande woningvoorraad volledig te verduurzamen? In extreme zodanig dat de energienota “nul” wordt. Dit lijkt een financiële vraag, maar blijkt ook veel marketingonderwerpen als product- en keteninnovatie in zich te bergen. Een interessante uitdaging voor de markt en wellicht een mooi speelveld voor Reversed Concepts.
De redenering van Energiesprong
Redeneerstap 1; Investeer de cash van energierekening in duurzame renovatie
De cash die nu naar energiebedrijven stroomt, kan worden geïnvesteerd in energiebesparende renovatieprojecten. Het gemiddelde huishouden geeft €42.000 aan energie uit in de komende 15 jaar bij een 4,5% prijsstijging. Dit bedrag zou dus ook geïnvesteerd kunnen worden in een “nota nul” renovatie. Een grondig renovatie gaat doorgaans 30 tot 45 jaar mee, dus bij een dergelijke horizon is er nog een groter investeringsbedrag beschikbaar.
Redeneerstap 2; Verhoog het energierendement van de investering
Om een gezond financieel en energierendement te halen moet er veel goedkoper worden geproduceerd. Bij de eerste pilots van een “nota nul” renovatie bleken de kosten per woning op ongeveer €130.000 te liggen. Dat kan niet uit. Ook niet met een terugverdientijd van 45 jaar. Echter, bij volgende projecten waar de leerpunten in verwerkt werden, liepen de kosten per woning snel terug. Vooral door met beschikbare oplossingen te werken die al eerder succesvol waren toegepast. Dit kan bereikt worden door veel meer seriematig te werken door het toepassen van standaardoplossingen
Redeneerstap 3. Bereik middels een productaanpak In deze laatste stap zit de paradigma verschuiving
Bouwers moeten standaard oplossingen gaan ontwikkelen en aanbieden. In de woningbouw wordt eigenlijk bijna alles op specificatie gemaakt. Een architect ontwerpt een huis in opdracht van en op basis van de specificaties van een opdrachtgever (laten we aannemen een woningbouwvereniging). Die gaat naar een aannemer en koopt daar bouwcapaciteit in om het gewenst object naar specificatie te realiseren. In de nieuwbouw zijn er veel nog behoorlijk veel ontwerp- en reguleringsstandaarden (waardoor veel mensen nieuwbouw te eenvormig vinden). Bij renovatie echter lopen de ambitie en de invulling vaak ver uiteen. Een bouwer levert dus feitelijk geen product, maar bouwcapaciteit.
Idee is dat bouwers standaard oplossingen ontwikkelen. Een corporatie kan hieruit een pakket combineren dat voor een specifieke woning tot een “nota nul” renovatie oplevert. Door de seriematig ontwikkeling, productie en toepassing worden grote schaalvoordelen gehaald waardoor prijzen sterk dalen waar ruimte voor marges blijft.
Redeneerstap 4. Zorg voor een vergaande keteninnovatie
Dit vraagt een andere rol van spelers in de keten. Bouwbedrijven bieden producten aan waarmee kosteneffectief een energiebesparende renovatie mee kan worden gerealiseerd. Corporaties investeren in een standaard oplossingen die voldoet aan de gestelde randvoorwaarden. Dit is een hele stap voor de sector en lijkt daarom wellicht onrealistisch, maar is in theorie veel waarschijnlijker als je het vergelijkt met bijvoorbeeld de auto industrie.
- Een autofabrikant ontwikkelt en produceert een aantal standaard modellen. In een zo veel mogelijk geautomatiseerd proces met grote schaalvoordelen. De fabrikant investeert zeer veel in een standaard oplossing en productielijn.
- Een leaseklant zoekt, binnen de door de leasemaatschappij gestelde voorwaarden (prijs, energielabel, etc), een auto uit bij een van de fabrikanten.
- De leasemaatschappij financiert de auto en stuur maandelijks een factuur naar de (baas van de) klant.
- Onderhoud en reparatie wordt door de leasemaatschappij uitbesteed aan reparatiebedrijven.
Een leasemaatschappij die voor iedere honderd klanten op specificatie een auto laat bouwen en het onderhoud in eigen beheer houdt, is ondenkbaar. Hoge kosten, lange levertijden, gebrek aan focus, vermenging van functies zijn onoverkomelijke nadelen. Feitelijk stelt energiesprong een dergelijke verdeling ook voor de bouw voor. Fabrikant is bouwer, leasemaatschappij is corporatie en onderhoud wordt uitbesteed.
Wenselijkheid en realiteitszin
De vraag is of dit werkbaar is. Positief is dat het platform met een concrete aanpak komt voor de korte termijn en dat er een consortium in de maak is waarvan het niet onwaarschijnlijk is dat er binnenkort 10.000 woningen op deze wijze worden gerenoveerd. Verder zijn er echter nog wel veel vragen, zoals;
- Kan de bouwsector in de huidige crises middelen investeren in ontwikkeling?
- Bouwbedrijven zijn niet gewend zelf producten te ontwikkelen en naar de markt te brengen. Kunnen zij deze vaardigheden aantrekken?
- Wie stelt de specificaties op als de klanten dat zelf niet doen? Bouwers staan relatief ver van eindgebruikers af en in aanbod gedreven markt is nooit echt naar woonconsumenten geluisterd
- Is er niet te veel variatie binnen de bestaande bouw om met standaard oplossingen te bedienen? Is daarmee de Nederlandse markt niet te klein voor zo’n aanpak
- Gaat dit streven niet ten koste kleine bedrijven die niet de schaal hebben om in deze vorm te investeren maar wellicht meer flexibiliteit om te innoveren?
Wat mij betreft is het idee om anders en duurzaam over de allocatie van de 13 miljard te denken heel krachtig. De effectiviteit van de markt zal ook toenemen als niet iedere vastgoed bezitter eigen specificaties opstelt die lang niet altijd rationeel zijn. Het is echter zeer de vraag of een markt waarbij zowel de vragers als de aanbieders financieel knock-out zijn en zo’n diversiteit is ontstaan in staat is om zo’n transformatie te doorgaan. Er is een interessante steen geworpen, maar het is zeer de vraag of dit zonder vers bloed tot stand zal komen.
De gezondheidgerelateerde maatschappelijke kosten van het gebruik van kolencentrales zijn door de European Health and Environment Alliance (HEAL) in beeld ingeschat. Een mooi en dicht bij huis voorbeeld van het rekenen met true cost (meenemen van negatieve externe kosten) van het gebruik van grondstoffen en energie. Die kosten worden voor Nederland geschat op €386 miljoen per jaar. Ondanks kanttekeningen bij de cijfers geeft deze kwantificering een nieuwe dimensie aan een aantal energiedebatten.
De cijfers
De missie van HEAL is geformuleerd als “het bevorderen van maatschappelijke gezondheid door een gezond milieu in Europa en verder”. Haar leden hebben wortels in de gezondheidssector en medici zijn betrokken bij totstandkoming van het rapport. Op basis daarvan verwacht je een objectieve analyse. In het rapport wordt echter onomwonden gelobbyd tegen kolencentrales en de titel van het rapport “how coal power plants make us sick” is nogal tendentieus. Het is dus raadzaam de cijfers met een korrel zout te nemen, maar laten we toch eens naar de impact kijken in de veronderstelling dat ze objectief en correct zijn.
Voor de hele EU schat het rapport de gevolgen zoals aangegeven in de figuur waarbij het leven gemiddeld 10 jaar wordt verkort bij een vroegtijdige sterfgevallen. De totale directe en indirecte kosten worden ingeschat op €42,8 miljard voor de hele EU en €386 miljoen voor Nederland in het maximum scenario. De impact op Nederland is dus in verhouding tot de hele EU relatief klein in euro’s maar nog altijd goed voor ongeveer 130 vroegtijdige sterfgevallen. De belangrijkste oorzaak is fijnstof en ozon die in de lucht komt door de verbranding van kolen
Consequenties voor een aantal energiedebatten
Wat betekent dit in het licht van de bouw van nieuwe kolencentrales en de ambitie van Nederland om netto exporteur van elektriciteit te worden en? In Nederland werd in 2011 ongeveer 40 miljard Kwh elektriciteit uit kolen geproduceerd. Als je €386 miljoen kosten hierover verdisconteert zou dat op ongeveer 0,9 cent per kwh neerkomen. Bij een gemiddeld productieprijs van €0,05 tot €0,07 komt dat neer op een extra kostprijs van 14% tot 20%. Wetende dat de schoonste gascentrale in Nederland momenteel zwaar onder haar capaciteit produceert (FD van 4 maart) omdat gas momenteel niet concurrerend is met goedkopen kolen, reist de vraag of dit nog steeds zo is als je de externe kosten van 20% mee zou rekenen.
Hoe verhoudt zich dit tot het afvangen en opslaan van CO2? De opslag van CO2 in de grond stuit op maatschappelijke weerstand omdat de risico’s van opslag voor met name gezondheid niet bekend zijn. Niet onlogisch als je in Barendrecht woont en de overheid wijst jouw achtertuin aan voor een proeflocatie. Maar hoe kijk je hier vanuit algemeen maatschappelijk belang naar als je weet dat de uitstoot van centrales nu ieder jaar 130 slachtoffers maakt?
Tegen welke risico’s investeren we uit algemene middelen? Nederland investeert veel in het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers. Logisch want dit is een zeer zichtbaar leed en prettig als je dat kan voorkomen. Enige tijd geleden werd €800 miljoen geïnvesteerd in uitbreiding van automatisch snelweg signalering met de verwachting dat het aantal dodelijke slachtoffer per jaar met 100 zou teruglopen. Met de true cost van kolencentrales kan je vergelijken wat en dergelijke investering in verschonen van de elektriciteitsproductie op zou kunnen leveren.
Bijdrage van het true cost denkraam
Een kritisch lezer zal een aantal kronkels vinden in bovenstaande argumentatie. Kolenadepten kunnen vast het rapport van HEAL op belangrijke punten ter discussie stellen. Andere vormen van energie opwekking hebben weer andere negatieve effecten. Toch blijkt uit bovenstaande de kracht van het in beeld brengen van de negatieve maatschappelijke effecten. Een schade van €386 miljoen en 130 slachtoffers maakt het vraagstuk concreet. Een extra kostprijs van 15% tot 20% zou direct invloed hebben op de concurrentiepositie van kolen in de energiemix. Ook met deze extra informatie zou je tot de conclusie kunnen komen dat het noodzakelijk is om van kolen gebruik te maken. In dat geval wordt het debat echter gevoerd terwijl expliciet duidelijk is wat de externe gevolgen zijn en kan je besluiten wat je wilt investeren om de risico’s te mitigeren en slachtoffers te compenseren.
Gisteren heeft een groep wetenschappers, bedrijven en maatschappelijke organisaties onder de vlag van De Groene Zaak een advies aan Mark Rutte en Diederik Samsom in ondermeer het FD gepubliceerd om tot een groene economie te komen. Zij stellen dat een bedrijf dat niet actief aan duurzaamheid werkt over tien jaar geen bestaansrecht meer heeft en dat Nederland een uitstekende uitgangspositie heeft om groene wereld leider te worden. Hier is urgentie voor omdat de wereld ieder jaar €3.000 tot €5.000 miljard aan natuurlijke kapitaal verliest door de manier waarop we consumeren en produceren. Hier is ook een economische ratio voor omdat iedere investering van €1 in een groene economie €3 oplevert terwijl een gelijke investering in de oude fossiele economie €2 kost.
Dit vereist wel een krachtige stimulans en heldere visie vanuit Den Haag. Hiervoor hebben zij een vijftal acties gedefinieerd. Stuk voor stuk zinvolle suggesties al zijn er meer relevante acties te bedenken die net zo krachtig kunnen zijn. De doelen om in 2040 een fossielvrije energievoorziening te hebben en in 2022 een volledige energieneutrale gebouwde omgeving zijn een mooie stip aan de horizon, maar zijn wel heel ambitieus als je kijkt wat er op basis van eerdere plannen is gerealiseerd. Desalniettemin interessant om alle acties eens uitgebeid te beschouwen, niet in beperkingen te denken en te bedenken hoe deze visie en de acties verder uitgewerkt kan worden
1. Groen industriebeleid
Een proactief en consistent beleid voor lange termijn dat investeert in de groene maak- en kennisindustrie van de toekomst. Een beleid gericht op systeemvernieuwing en radicale innovatie, met investeringen in kansrijke groene nichesectoren zoals de bio-economie, deltatechnologie en grondstoffenrotonde. Dit vraagt om een regionale visie, vanwege het belang van regionale clustering van bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Een investeringsfonds is nodig om strategisch te investeren in groene innovatie, zoals andere landen als Frankrijk en Duitsland ook al doen. Een belangrijk deel van de FES-gelden zou hiervoor kunnen worden aangewend. Dus geen ouderwetse, defensieve industriepolitiek uit de jaren 70 en 80 waarbij miljarden werden geïnvesteerd in noodlijdende takken die alsnog ten onder gingen, zoals textiel, scheepvaart (RSV) of vliegtuigindustrie (Fokker).
2. Fiscale Vergroening
Een belangrijke voorwaarde voor een groene economie is een hervorming van het belastingsysteem. Ooit begon Nederland als één van de eersten in Europa met het vergroenen van het belastingstelsel, daarna stagneerde dat en nu laten we na de belastingen te differentiëren zodat de groene consument en producent kan profiteren. Fiscale vergroening betekent dat milieubelastende en energieverslindende productie en consumptie sterker worden belast, bijvoorbeeld door het opheffen van de vrijstellingen op belastingen voor energieproducenten (kolen), terwijl energiebesparende en milieuvriendelijke activiteiten, producten en diensten worden gestimuleerd. Het indirect subsidiëren van fossiele brandstoffen via fiscale -, schaal -, en investeringsvoordelen wordt afgeschaft. Arbeid wordt minder fiscaal belast, maar vervuilende consumptie juist meer, bijvoorbeeld in de vorm van hogere belastingen voor vlees. Of het omgekeerde, dat de belasting op het collectief produceren van schone energie wordt afgeschaft, de zogenaamde salderingskwestie.
3. Een minister van energie, grondstoffen en milieu
Duurzame energie en groene grondstoffen vormen de spil van de nieuwe, schone economie. Energie- en grondstoffenbeheer wordt in geopolitiek opzicht steeds belangrijker en is in andere landen al onderdeel van het buitenlands beleid. Nederland ontbeert specifiek beleid om zijn energievoorziening en grondstoffenvoorraad toekomstbestendig te maken. Voor een systeemvernieuwing richting een groene economie is een minister van energie, grondstoffen en milieu van cruciaal belang.
4. Transitieplan voor de energievoorziening
Een radicaal hervormingsplan is nodig met als doelstelling een volledig schone, fossielvrije energievoorziening in 2040. Dit vraagt een jaarlijkse energiebesparing van 3% en een jaarlijkse groei van duurzame energie van 7%. Dit vergt een compleet nieuwe energie-infrastructuur, voor een fors deel geënt op decentrale energieopwekking, een combinatie van zon, wind, warmte en slimme netwerken. De centrale energie-infrastructuur is gestoeld op de circulaire bio-economie, met een cruciale rol voor 2de en 3de generatie biomassa.
5. Een energieneutrale gebouwde omgeving
De gebouwde omgeving kan in 15-20 jaar tijd energieneutraal worden. Alle bestaande woningen, kantoren en scholen kunnen worden vergroend via energiebesparing en duurzame energie (zonne- en windenergie en omgevingswarmte). Daarnaast kunnen daken en gevels worden gebruikt voor energieopwekking, waterberging en fijnstof afvanging. Macro-economisch zitten er aan zo’n megaproject grote voordelen: Dit levert 50.000 banen per jaar op en het vastgoed wordt ca. 5% meer waard. Maar ook micro-economisch zijn de voordelen evident, huurders betalen geen energierekening meer en het economisch rendement voor investeerders is hoog.