B.V. China koopt alle grondstoffen
Op de voorpagina van de NRC: “De B.V. China koopt wereldwijd alle grondstoffen op terwijl het Westen verlamd toekijkt.” Ok, op de voorpagina van de boekenbijlage dus dat maakt het net iets minder belangrijk en de recensie in niet alleen maar positief, dus er zijn kanttekeningen te plaatsen. Maar toch precies het onderwerp waar Circulaire over gaat. Hier de inhoudelijke hoofdlijn van het boek “Winner take all” van Dambisa Moyo op basis van de recensie van Oscar Garscharen .
Beetje meta natuurlijk om een verslag van een verslag te maken, maar het boek is nog niet in Nederland verkrijgbaar. De titel geeft al aan dat het hier om winnaars en verliezers gaat. Moyo is een Zambiaanse econome die door Time Magazine tot de 100 meest invloedrijke mensen wordt gerekend. Zij stelt dat de wereldwijde strijd om toegang te grondstoffen al lang aan de gang is. Wat de gevolgen voor haar eigen continent zijn wordt niet helemaal duidelijk, maar China is wat haar betreft de grote winnaar en het Westen wordt de grote verliezer.
Sinds 2005 heeft China voor $400 miljard aan grondstofverwerkende bedrijven overgenomen. Daarnaast heeft het land voor $500 miljard aan goodwill-investeringen gedaan in wegen, scholen en ziekenhuizen in Afrika en Latijns-Amerika. Gelijktijdig worden met veel landen dichter in de regio bilaterale gas- en oliecontracten afgesloten. China bereidt zich hiermee voor op een periode van toenemende schaarste die volgens Moyo kan leiden tot water en grondstofoorlogen. Twee vragen dringen zich op; waarom doet het Westen niets terwijl de feiten bekend zijn en waarom is China zo daadkrachtig?
Volgens Moyo is dit vooral toe te schrijven aan de verschillende interne politieke systemen en de bijbehorende belangen. In het Westen richten politici zich voornamelijk en noodzakelijkerwijs op onderwerpen die bij de volgende verkiezingen en rol spelen. En dat is niet toegang tot mineralen, voedsel en energie voor de volgende generatie. Daarnaast lijkt de noodzaak tot handelen niet zo groot vanuit de huidige overvloed. Bij internationale organisaties domineren vooral de nationale belangen waardoor er altijd wel een oorlog of crises hogere prioriteit heeft.
In China daarentegen heeft de Communistische Partij vooral behoefte aan economische en sociale stabiliteit om haar macht te bestendigen. Deze is gewaarborgd bij economische groei en daarvoor is import van grondstoffen essentieel. Hiervoor is een lange termijn strategie uitgestippeld die gedisciplineerd en nauwgezet wordt uitgevoerd. Gegeven dit belang is het zelfs niet erg om te ‘overprijzen’ door bijvoorbeeld ook in locale infrastructuur te investeren, want dat valt weg in de grote getallen van economische groei en machtsbehoud.
Interessant is verder om te kijken wat een Afrikaanse vindt van de manier waarop China internationaal opereert. Moyo’s oordeel is hier behoorlijk mild. China is geheel niet geïnteresseerd in het opdringen van haar normen en waarden en daarmee vooral geen neonkolonisator, hetgeen positief is ten opzichte van de Westerse houding. Het winnen van grondstoffen staat centraal en het ‘overprijzen’ komt de locale infrastructuur ten goede. Het negatieve beeld ten aanzien van arbeids- en milieuomstandigheden bagatelliseert ze en dit wordt deels wordt ondersteund door verbeteringen aan Chinese zijde.
Moyo komt ook nog met oplossingen, maar daar is de recensent niet heel lovend over. Daarvoor is het waarschijnlijk beter om het boek te lezen. Het boek is wel weer een duidelijk signaal dat grondstofschaarste en serieuze bedreiging van de wereldvrede en de Westerse welvaart kan zijn. Verrassende dimensie is dat China niet zozeer als een kwade genius wordt weggezet, maar vooral het Westen als een inert blok dat niet het (politieke) systeem en economische drive heeft anticiperend te handelen.